Labels

1872 (1) 1basis (1) 2011 (1) 2basis (1) 2F (1) 3basis (1) 3gt (1) 3k4 (1) 3kader (30) 4basis (1) 4k3 (1) 4kader (32) aanname (1) aanzichten (1) algebra (1) ALT (1) balans (3) beginwaarde (1) berekening (1) blog (1) boxplot (1) cilinder (1) club2224 (1) computer (1) container (1) coordinaat (2) cosinus (1) decimalen (1) donaldduck (1) DRAN (1) dynamicdesign (1) eenheden (1) eindexamenfeest (1) eo (1) examen (7) examenonderdeel (3) exponentielegroei (2) ezelsbruggetje (1) facebook (1) factor (1) fokkesukke (1) formules (6) fotoimpressie (1) gedicht (1) google (1) googol (1) graaf (1) grafiek (1) groeifactor (1) h8 (1) haakjeswegwerken (6) herkansing (1) hoofdstuk (1) hoofdstuk10 (2) hoofdstuk11 (1) hoofdstuk2 (1) hoofdstuk3 (7) hoofdstuk4 (10) hoofdstuk5 (6) hoofdstuk6 (5) hoofdstuk7 (8) hoofdstuk8 (2) hoofdstuk9 (3) inhoud (4) inklemmen (6) inleiding (2) irrationaal (1) kansberekening (1) kerstmis (1) knooppunten (1) komma (1) kommagetal (1) kwadraat (1) kwadratischevergelijking (5) lengte (1) leren (16) lineair (1) loterij (1) macht (1) mbo (1) meetkunde (1) Meijerink (1) meneerkamphorst (1) mentimeter (2) metenisweten (1) meting (1) mythen (1) nemo (1) newholland (1) normering (1) oefenen (7) oefenproefwerk (2) omgekeerdepijlenketting (5) omrekenen (2) opdrachten (1) opendag (1) oppervlakte (3) ouderavond (1) overzicht (1) pi (2) plaatsbepalen (1) prezi (2) procent (5) proefwerk (7) pta (1) punt (1) pythagoras (4) quiz (1) quizzzz (1) reacties (1) regenton (1) rekenen (3) rekenmachine (2) rekenpijlen (1) rekenregels (1) rekentoets (1) rente (2) richtlijnen (1) samenvatting (2) schatten (2) schoolexamen (5) schoolverlaten (1) schrikkeldag (1) se1 (1) sinus (2) snelheid (1) snijpunt (3) socialmedia (1) solcaltoa (3) som14 (1) som21 (1) som23 (1) som25 (1) som29 (1) som36 (1) som8 (1) somformule (2) spelletje (1) statistiek (1) szymborska (1) tabel (1) tangens (6) tekens (1) telprobleem (1) theorie (1) tijdwinst (1) tractor (1) twitter (1) uitdekrant (1) vergelijking (6) verschilformule (1) VMBO (1) volleybaltoernooi (1) voorbeeldvragen (1) watnou (1) wegen (1) wetenschappelijkenotatie (1) wisdisk (3) wisweb (1) woordenboek (1) workshop (2) youtube (5) zijdenberekenen (1)

woensdag 11 april 2012

4 kader:: workshop examenonderdeel rekenen

Het examen wiskunde voor het VMBO bestaat uit 4 onderdelen: rekenen, algebra, meetkunde en statistiek. Hieronder vind je de samenvatting van het onderdeel rekenen::



Procenten
Procent betekent per honderd. Bijvoorbeeld: 20% betekent 20 per honderd. Procenten kan je als breuk schrijven nu je dit weet. Dus 20% schrijf je als  20/100

Natuurlijk kan je de breuk ook als decimaal schrijven. Zo wordt dan 20/100 à
20 : 100 = 0,20 (of 0,2). Dat is vooral makkelijk als je met procenten wilt gaan rekenen.

Van procenten naar aantallen
Voorbeeld 1:
Stel dat gevraagd wordt: Hoeveel is 19% van € 20,--?
Oplossing 1: 19% schrijf je dan als 0,19 en je berekent 0,19 x € 20,--. en
dat is dan € 3,80.
Oplossing 2: 20 deel je door 100. dan krijg je 0,2 (1 procent). Dit doe je keer 19 en dat is dan  € 3,80.
           

Voorbeeld 2:
Bereken 25% van 30 kg.
Oplossing 1: 25% = 0,25 dus 0,25 x 30 kg. = 7,5 kg.
Oplossing 2: 25% = 30 : 100 X 25 = 7,5 kg.

Van breuken/aantallen naar procenten
Hoe maak je nu van breuken procenten? Die vragen kom je vaak genoeg tegen. Zoiets van: hoeveel procent van de tekening is gekleurd.

Voorbeeld 3:
Vraag: Hoeveel procent van de onderstaande tekening is gekleurd?












Oplossing: eerst maar eens tellen. 2 van de 8 hokjes is rood gekleurd. In       procenten moet je weten hoeveel er dat van de honderd zijn!
      Je zou een verhoudingstabel kunnen maken:


2

?
8
1
100

        
Vraag is nu wat er op de plaats van het ? moet komen.
Je moet 8 door 8 delen om bij 1 te komen. Dat moet aan de bovenkant ook à 2 : 8 = 0,25. Daarna moet je dat weer keer 100 doen à 0,25 X 100 = 25%


2


8
1
100

Dus 2 : 8 X 100 = 25%  

Met procenten van procenten
Voorbeeld 4:
Vraag: Met hoeveel procent neemt een aantal toe als het eerst met 20% vermeerdert en daarna met 5% vermindert?

Oplossing: Reken eerst de factoren uit. Bij 20% vermeerderen hoort een factor van 1,2 (100+20=120, 120/100=1,2), bij 5% verminderen hoort een factor van 0,95 (100-5=95, 95/100=0,95).
Daarna vermenigvuldig je de factoren met elkaar: 1,2 x 0,95 = 1,14.
Als laatste bereken je bij die factor het percentage: 1,14 x 100=114 , 114 – 100= 14. De toename is dus 14%.

Afronden
Sommige getallen hebben heel veel cijfers achter de komma en die hoef je niet allemaal op te schrijven. Als er in je proefwerk/examen niet staat vermeld  op hoeveel decimalen (cijfers achter de komma) je moet afronden kies je 1 of 2 decimalen.

Voorbeeld 5:
Vraag: schrijf de breuk 5/17 als decimaal getal, afgerond op 2 decimalen.

Oplossing: tik 5/17 (5 gedeeld door 17) op je rekenmachine in. Je krijgt het volgende getal te zien: 0,294117647. Als je dit getal moet afronden op 2 decimalen (2 cijfers achter de komma) kijk je naar de 3de. Als dit getal een 5 of hoger is dan wordt het 2de getal achter de komma 1 hoger. In dit geval is het 3de getal achter de komma een 4 en er verandert dus niks: 0,29.

Volgorde van berekenen
Net als in het verkeer zijn er bij wiskunde regels wie er voorrang heeft op de ander. De volgorde is als volgt: haakjes, machtsverheffen (kwadraat en wortel), vermenigvuldigen en delen, optellen en aftrekken.

Voorbeeld 6:
Vraag: bereken                    3 x 4 + (9-2) x 5 - 2²
Oplossing:
eerst haakjes                       3 x 4 + 7 x 5 - 2²
dan kwadraten                     3 x 4 + 7 x 5 – 4
dan vermenigvuldigen         12 + 35 – 4
dan optellen en aftrekken    43

           

Geen opmerkingen:

Een reactie posten